Verlaging rentevergoeding achteraf was onzakelijk
Verlaging rentevergoeding achteraf was onzakelijk
Om een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting te kunnen vormen moeten moeder- en dochtermaatschappij aan een aantal voorwaarden voldoen. Beide dienen in Nederland te zijn gevestigd. Het is toegestaan dat moeder- en dochtermaatschappij zijn opgericht naar buitenlands recht. Voor zover het gaat om het recht van een land buiten de Europese Unie geldt dan als voorwaarde dat Nederland en het land van oprichting een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting hebben gesloten. Vanwege deze voorwaarde was het niet mogelijk om een fiscale eenheid aan te gaan met een dochtermaatschappij die was opgericht naar Panamees recht.
Dat had tot gevolg dat moeder- en dochtermaatschappij een lening van moeder aan dochter achteraf wilden omzetten. Uitgaande van de gedachte dat een fiscale eenheid mogelijk was, zou de berekening van rente over de lening geen fiscale gevolgen hebben. Door de lening om te zetten in een hybride lening met een winstafhankelijke rente wilden partijen de geldverstrekking fiscaal neutraal laten verlopen. De rentevergoeding over de hybride lening zou zijn vrijgesteld omdat de deelnemingsvrijstelling van toepassing was. Partijen wilden met een beroep op dwaling de oorspronkelijke lening met terugwerkende kracht omzetten. De dwaling was ontstaan omdat partijen zich niet hadden gerealiseerd dat vorming van een fiscale eenheid niet mogelijk was. In verband met de omzetting van de lening werd de rente achteraf verlaagd. Naar het oordeel van Hof Amsterdam was dat een onzakelijke handeling. Zonder bijzondere omstandigheden zou een onafhankelijke crediteur niet hebben ingestemd met een verlaging achteraf van de overeengekomen rentevergoeding. Het bestaan van bijzondere omstandigheden was echter niet aannemelijk gemaakt. De ontvangen rente was belast. Aan de beoordeling of een civielrechtelijke vernietiging van een rechtshandeling ook fiscaal terugwerkende kracht heeft kwam het hof niet toe.