Verbouwings-BTW niet verrekenbaar
Verbouwings-BTW niet verrekenbaar
In onderstaand geval is bij beschikking bepaald dat een BV en haar dga een fiscale eenheid vormen voor de BTW. Tot het vermogen van de BV behoort een pand waarvan de benedenverdieping sinds 1996 als kapsalon aan derden belast wordt verhuurd. De bovenverdiepingen werden tot 30 juni 2002 ook aan derden belast verhuurd. In de jaren 2003 en 2004 zijn de bovenverdiepingen grondig verbouwd tot een woning. De kosten daarvan waren € 318.153,99. De eenheid heeft de voorbelasting afgetrokken. Nadat het duidelijk werd dat de woning na de verbouwing gratis door de dga werd bewoond, had de inspecteur de afgetrokken voorbelasting nageheven. Hof Den Bosch (nr. 10/00094, LJN BU2912) had in dit alles een levering ex artikel 3, lid 1, onderdeel g (oud) van de Wet op de omzetbelasting (het ter beschikking stellen van de woning waardoor hij de onderneming verlaat) gezien die kort voor de verbouwing had plaatsgevonden en de naheffing bevestigd.
In cassatie is de vraag aan de orde of de inspecteur mag naheffen bij de fiscale eenheid, terwijl in een geval als dit tussen de dga en de BV geen eenheid kan worden gevormd (arrest-Van der Steen, nr. C-355/06). De Hoge Raad oordeelt echter dat als de inspecteur op naam van de eenheid omzetbelasting heeft teruggegeven, hij ook op naam van de eenheid mag naheffen.