Valsheid in geschrifte van adviseur bewijst kwade trouw
Valsheid in geschrifte van adviseur bewijst kwade trouw
Navorderen van aanvankelijk te weinig geheven belasting vereist in beginsel het bestaan van een nieuw feit. Een nieuw feit is een feit dat de inspecteur ten tijde van het opleggen van de aanslag niet bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn. Ontbreekt een nieuw feit, dan mag de inspecteur toch navorderen als de belastingplichtige te kwader trouw is. Kwade trouw doet zich voor als de belastingplichtige de inspecteur opzettelijk onjuiste inlichtingen verstrekt. De inspecteur moet bewijzen dat de belastingplichtige te kwader trouw is.
Het verstrekken van onjuiste inlichtingen deed zich voor bij een BV die haar aangiften VPB corrigeerde en daarbij in 2008 opgemaakte notulen van een buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders, die in november 2006 zou zijn gehouden, meestuurde. De inspecteur kon bewijzen dat pas later was besloten tot de in de notulen vastgelegde omzetting van een vordering in rekening-courant op een dochtermaatschappij in agio. Die omzetting moest voorkomen dat een deel van de rente bij de dochter niet aftrekbaar zou zijn. Na een onderzoek van de FIOD was de adviseur van de BV veroordeeld wegens valsheid in geschrifte voor het antedateren van de notulen. De BV was ervan op de hoogte dat pas achteraf was besloten tot de omzetting en dat de notulen zouden worden gebruikt om de belastingheffing te beperken. Naar het oordeel van de rechtbank was de inspecteur bevoegd om over de jaren 2006 en 2007 na te vorderen.