Lening van niet-gelieerde partij niet onzakelijk
Lening van niet-gelieerde partij niet onzakelijk
De afwaardering van een lening in de ondernemingssfeer gaat ten laste van de winst. De vrijval van een schuld van een onderneming leidt normaal gesproken tot winst. Afwaardering ten laste van de winst wordt door de Belastingdienst regelmatig bestreden met een beroep op onzakelijkheid van de lening. Er is sprake van een onzakelijke lening wanneer een aandeelhouder aan een vennootschap een lening verstrekt en daarbij een debiteurenrisico aanvaardt dat iemand die geen aandeelhouder is van die vennootschap, niet zou hebben aanvaard, ook niet tegen een hogere rente. Er is in beginsel geen onzakelijke lening als een geldlening wordt verstrekt door iemand die (nog) geen aandeelhouder van de vennootschap is.
Een BV meende dat vrijval van een schuld niet leidde tot verhoging van de winst omdat sprake was van een onzakelijke lening. Er zou sprake zijn van gelieerde partijen omdat de geldverstrekker en de BV het plan hadden om samen een bedrijf op te richten en daartoe een intentieverklaring hadden getekend. Nadat de oprichting van het gezamenlijke bedrijf niet was doorgegaan, schold de geldverstrekker de lening kwijt. Volgens de rechtbank was er geen sprake van een geldlening tussen gelieerde partijen. De geldverstrekker was geen aandeelhouder van de BV en ook niet op andere wijze gelieerd aan de BV. De onzakelijke elementen in de overeenkomst van geldlening, zoals het ontbreken van een rentepercentage en de afwezigheid van zekerheden, hadden niet tot gevolg dat de voor het aannemen van een onzakelijke lening vereiste verbondenheid tussen partijen bestond. Voor de beoordeling van de lening merkte de rechtbank partijen aan als volstrekt onafhankelijke derden. Gevolg daarvan was dat de vrijval van de schuld de winst van de BV verhoogde.