Hoge Raad om
Hoge Raad om
De Hoge Raad gaat om in de vraagstelling of de rechter bij ontvankelijkheidsvragen ook niet-bestreden stellingen ambtshalve moet onderzoeken
Casus
Hof ’s-Gravenhage verklaart het hoger beroep van X in een vereenvoudigde procedure niet-ontvankelijk wegens het niet betalen van het griffierecht. Het door X gedane verzet verklaart het hof ongegrond zonder de inspecteur in het geding te betrekken. Het hof acht de stelling van X, dat de nota griffierecht aan de buren is uitgereikt, niet aannemelijk gelet op de bij TNT Post ingewonnen informatie.
Procedure bij de Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat ook de belastingrechter gehouden is om ambtshalve onderzoek te doen naar de aannemelijkheid van door partijen aangevoerde feiten met betrekking tot de ontvankelijkheid. Dit wordt niet anders wanneer de feiten door de wederpartij worden erkend of niet worden betwist. De Hoge Raad komt hiermee terug van zijn (omstreden) arresten van 8 juli 2005, nrs. 39 773 en 41 150, BNB 2006/50 en 2006/51). De beslissing van de Hoge Raad is in lijn met de rechtspraak van de andere hoogste bestuursrechters en het dwingende karakter van de bepalingen over de ontvankelijkheid waar partijen niet van kunnen afwijken (vgl. HR 20 november 1996, nr. 31 827, BNB 1997/23). Verder overweegt de Hoge Raad dat een wederpartij vrijwel nooit zicht zal hebben op de verzending en ontvangst van stukken in het verkeer tussen de rechter en degene die een rechtsmiddel bij de rechter heeft aangewend. Daardoor is het eigenlijk niet zinvol om een wederpartij in het geding te betrekken voor een stellingname over de gang van zaken in dat verkeer. Op grond van het voorgaande heeft het hof juist gehandeld door onderzoek te doen naar de stelling van X, ook al was deze stelling door de inspecteur niet weersproken. De beslissing van het hof is voldoende gemotiveerd. Verder berust de beslissing op een aan het hof voorbehouden waardering van het bewijs en kan het daarom in cassatie niet op juistheid worden onderzocht.