Herkomst contante stortingen
Herkomst contante stortingen
De Belastingdienst legde een navorderingsaanslag inkomstenbelasting op aan iemand die contante stortingen tot een bedrag van € 65.799 had gedaan bij de aankoop van een woning. Volgens de Belastingdienst was dit bedrag inkomen in de vorm van resultaat uit overige werkzaamheden. Tegelijk met de navorderingsaanslag legde de Belastingdienst een vergrijpboete van 50% op.
Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden dient de inspecteur bij een navorderingsaanslag aannemelijk te maken op welke feiten de verhoging van de verschuldigde belasting berust. De inspecteur kan daartoe gebruikmaken van een bewijsvermoeden. Ter bestrijding van een bewijsvermoeden kan de belastingplichtige de feiten en omstandigheden betwisten die aan het bewijsvermoeden ten grondslag zijn gelegd of met andere feiten komen waardoor het bewijsvermoeden wordt ontzenuwd.
In dit geval verklaarde de belastingplichtige de contante stortingen als volgt. Zij had een woning gekocht en haar eigen woning aan de verkoper verkocht. Vanwege financiële problemen kon deze de woning niet afnemen. Ondanks de financiële problemen werd de verkoopovereenkomst niet op grond van de financieringsclausule ontbonden. Een zakelijke relatie van de verkoper, die het bedrijf van de verkoper had overgenomen, paste het verschil tussen de overeengekomen koopsom en het bedrag, waarvoor de woning uiteindelijk aan een ander werd verkocht, bij. Die contanten had hij opgenomen uit het overgenomen bedrijf. Zowel de verkoper als de overnemer van het bedrijf en de uiteindelijke koper van de woning legden een verklaring af ter onderbouwing van dit verhaal. Het hof was van oordeel dat met deze verklaringen het bewijsvermoeden, dat de in contanten gestorte bedragen als inkomsten waren genoten, was ontzenuwd.