Heffingsrecht over buitenlandse beleggingen
Heffingsrecht over buitenlandse beleggingen
De Hoge Raad heeft de vraag of Nederland belasting mag heffen over een forfaitair rendement op participaties in buitenlandse beleggingsfondsen bevestigend beantwoord. Dat geldt ongeacht of op die participaties dividend is uitgekeerd.
Belastingverdragen kennen aan Nederland het heffingsrecht toe over dividenden die een inwoner van Nederland ontvangt. De forfaitaire rendementsheffing van box 3 van de Wet IB 2001 houdt in dat een inwoner van Nederland niet voor de ontvangen dividenden wordt belast maar voor forfaitair berekende bedragen. Volgens de Hoge Raad betekent dat niet dat Nederland zijn heffingsrecht uitbreidt buiten de grenzen die de verdragen stellen. Wanneer het heffingsrecht over bepaalde inkomsten aan Nederland is toegewezen, laten verdragen Nederland de ruimte om die inkomsten te belasten volgens de nationale wetgeving met betrekking tot de wijze van heffing, het tijdstip waarop inkomsten in aanmerking worden genomen, de bepaling van omvang en de wijze van berekening van die inkomsten. Binnen dat kader kan er ook ruimte zijn voor het toepassen van forfaits en ficties.
Die ruimte is echter niet onbeperkt. Wanneer inkomsten aan een ander land zijn toegewezen, mag dat niet ongedaan worden gemaakt door een afwijkende duiding van deze inkomsten naar Nederlands nationaal recht. Die beperking doet zich niet voor bij participaties in beleggingsfondsen. De inkomsten daaruit kunnen als dividend of als vermogenswinst aan de belegger toekomen. Ongeacht de vorm van de inkomsten is het heffingsrecht volgens verdragen aan de woonstaat toegewezen.