Gezamenlijke waardering van samenhangende vermogensbestanddelen
Gezamenlijke waardering van samenhangende vermogensbestanddelen
Ondernemers dienen bij de fiscale winstbepaling rekening te houden met de beginselen van goed koopmansgebruik. Volgens goed koopmansgebruik hoeft met een hogere waarde dan de kostprijs pas rekening gehouden te worden als deze is gerealiseerd door levering aan een derde. Met een lagere waarde in het economische verkeer dan de kostprijs mag door afwaardering direct rekening worden gehouden. Soms moeten vermogensbestanddelen in samenhang met andere vermogensbestanddelen worden gewaardeerd. In dergelijke gevallen is afwaardering pas toegestaan als de gezamenlijke waarde in het economische verkeer lager is dan de gezamenlijke kostprijs. Zo moet volgens de Hoge Raad een verplichting uit hoofde van een geschreven calloptie die volledig wordt gedekt door onderliggende aandelen in samenhang met die aandelen worden gewaardeerd.
De Hoge Raad is van oordeel dat gezamenlijke waardering verplicht is voor alle vermogensbestanddelen waarvan het waardeverloop direct samenhangt met het waardeverloop van aandelen. Het is dan in strijd met het realiteitsbeginsel om verlies te nemen op een vermogensbestanddeel als dat verlies voor de groep als geheel niet bestaat.
Een marketmaker op de optiebeurs, die door hedging het koersrisico voor een groep effecten wilde beperken, en die de effecten op kostprijs waardeerde, mocht een gerealiseerd verlies niet in aanmerking nemen omdat de totale kostprijs van de groep effecten lager was dan de beurswaarde van de overblijvende effecten van die groep vermeerderd met de gerealiseerde verkoopopbrengst van de verkochte effecten van die groep. Volgens de Hoge Raad vereist goed koopmansgebruik dat de gezamenlijke kostprijs van de overblijvende effecten van de groep effecten wordt verhoogd met het gerealiseerde verlies.
Hof Amsterdam had eerder in de procedure geoordeeld dat de marketmaker de effecten op de actuele waarde moest waarderen. Dat oordeel is niet juist. Hof Den Haag moet beoordelen of de door de marketmaker gehanteerde kostprijzen op een betrouwbare en controleerbare wijze zijn vastgesteld. Alleen dan is een op kostprijs gebaseerd waarderingsstelsel in overeenstemming met goed koopmansgebruik.
Lees hier de uitspraak.