Btw voor niet ondernemer
Btw voor niet ondernemer
De btw-richtlijn geeft de lidstaten van de EU de mogelijkheid om ter voorkoming van concurrentieverstoring te bepalen dat een buiten de EU verrichte dienst, die wordt afgenomen op het grondgebied van de lidstaat, geacht wordt in de lidstaat te zijn verricht. Nederland heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
De Nederlandse wet bevat een bepaling die regelt dat bepaalde diensten die worden verricht aan in Nederland gevestigde lichamen die geen ondernemer zijn, geacht worden in Nederland te zijn verricht. Op grond van die bepaling legde de Belastingdienst een naheffingsaanslag omzetbelasting op aan een in Nederland gevestigde tussenholding-BV van een internationaal concern. De BV had adviesdiensten afgenomen van in de VS en in Canada gevestigde advocatenkantoren in verband met de aankoop van een deelneming. De BV bestreed de naheffingsaanslag omdat de Nederlandse wetsbepaling niet in overeenstemming met de richtlijnbepaling zou zijn. Hof Amsterdam deelt die opvatting niet.