Bedrijfsfietsenregeling
Bedrijfsfietsenregeling
De afleverdatum van bedrijfsfietsen wordt soepeler, dat heeft het ministerie van Financiën besloten.
Deze soepele regeling wordt in het leven geroepen voor fietsen die dit jaar nog worden aangeschaft door middel van het bedrijfsfietsenplan, maar die pas volgend jaar afgeleverd kunnen worden in verband met de drukte.
Werkgevers kunnen een fiets ter beschikking stellen of deze voor werknemers aanschaffen om hen te stimuleren met de fiets naar het werk te komen. Er zijn nu nog twee fiscale stimuleringsmaatregelen voor de aanschaf van een nieuwe fiets; de bedrijfsfietsenregeling en de werkkostenregeling (WKR). Per 1 januari 2015 kan er alleen nog gebruik gemaakt worden van de WKR.
Omdat de bedrijfsfietsenregeling per 31 december 2014 afloopt, heeft RAI Vereniging in aanloop naar de WKR steeds aangedrongen op een soepelere omgang van de afleverdatum van bedrijfsfietsen. Dit gebeurde omdat zij voorzag dat de afschaffing van de oude regeling problemen kon opleveren bij het afleveren van fietsen voor 31 december 2014.
De Belastingdienst kijkt naar de afleverdatum van de fiets voor de bepaling onder welk regime de fiets valt. Normaliter als de afleverdatum in 2015 is, valt deze onder de WKR. Maar gezien de lange levertijden van nieuwe fietsen, is het voor werknemers niet in alle gevallen mogelijk een fiets te krijgen onder de ‘oude’ fiscale regeling, voor 31 december 2014.
Het komt er dus op neer dat een fiets die uiterlijk 31 december 2014 besteld en vergoed is door de werkgever, tot 31 maart 2015 onder de bedrijfsfietsenregeling vallen.
Met de bedrijfsfietsenregeling kan een fiets belastingvrij worden vergoed of ter beschikking worden gesteld. Hiervoor geldt de voorwaarde dat de werknemer de fiets gebruikt op meer dan de helft van de dagen dat hij naar het werk reist en de catalogusprijs van de fiets maximaal € 749 bedraagt.
Binnen de WKR kan ook een fiets worden aangeschaft, maar dit kan slechts uit een met andere regelingen (kerstpakket, parkeerplaatsen, personeelsuitjes) gedeeld budget van maximaal 1,2 procent van de totale loonsom.