Autokostenfictie
Autokostenfictie
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden ongegrond verklaard. De procedure had betrekking op een naheffingsaanslag loonheffingen wegens het niet toepassen van de autokostenfictie.
De autokostenfictie is van toepassing wanneer een auto aan een werknemer ter beschikking wordt gesteld. De bewijslast voor de terbeschikkingstelling van een auto rust op de inspecteur. Als de inspecteur er niet in slaagt om aan die bewijslast te voldoen, is er geen aanleiding voor een bijtelling wegens privégebruik. De vraag of de terbeschikkingstelling ook betrekking heeft op gebruik voor privédoeleinden komt pas aan de orde nadat is vastgesteld dat een auto ter beschikking is gesteld. De bewijslast dat dit niet het geval is rust op de werkgever. Een auto wordt niet ter beschikking gesteld wanneer een of meer werknemers de auto besturen in opdracht van de werkgever om in diens belang personen of goederen te vervoeren terwijl de werkgever de feitelijke beschikkingsmacht over de auto houdt. In deze procedure stelde het hof vast dat de inspecteur de terbeschikkingstelling niet had bewezen.
De procedure had verder betrekking op een door de Belastingdienst aan de werkgever opgelegde boete. Door fouten van de werkneemster, die de loonadministratie verzorgde, droeg de werkgever te weinig premies werknemersverzekeringen af. De grove schuld van deze werkneemster moest volgens de inspecteur worden toegerekend aan de werkgever. Volgens het hof was dat niet het geval. De toerekening van gedragingen van een personeelslid aan de werkgever staat los van de toerekening van opzet of grove schuld van het personeelslid aan de werkgever. Volgens het hof mocht de werkgever verwachten dat eventuele tekortkomingen in de taakvervulling van de werkneemster tijdig aan het licht zouden komen bij de door de externe accountant periodiek uitgevoerde controles van de loonadministratie. De Hoge Raad vindt dat het hof daarmee geen blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Het oordeel dat de werkgever geen grove schuld kan worden verweten is niet onbegrijpelijk, mede gelet op de ervaring en deskundigheid van de werkneemster die de administratie verzorgde. Ook in zoverre is het beroep in cassatie ongegrond.