Toggle navigation

Contact

Bel onze adviseurs
020 - 344 59 00,
of e-mail ons geheel
vrijblijvend
info@koppeladvies.nl

Geschreven door:
Marijn Bitter

01-12-2011

NL strijdig met EU recht

NL strijdig met EU recht

De Europese Commissie stelt terecht dat Nederlandse exitheffingen strijdig zijn met EU-recht

De Europese Commissie heeft Nederland op 24 november 2010 (nr. IP/10/1565) voor het Hof van Justitie van de EU gedaagd omdat de Nederlandse exitheffingen voor ondernemingen strijdig zouden zijn met EU-recht. De uitkomst van deze procedure staat door een HvJ-arrest van 29 november 2011 eigenlijk al vast.

De EC stelt dat Nederland onder de artikelen 3.60 en 3.61 Wet IB 2001 (IB-ondernemingen) en de artikelen 15c en 15d Wet Vpb (Vpb-ondernemingen) ten onrechte direct afrekent over nog te realiseren meerwaarde in naar andere lidstaten (en waarschijnlijk ook EER-landen; redactie) verplaatste ondernemingen.

Een onmiddelijke heffing over nog niet gerealiseerde meerwaarden is volgens het De Lasteyrie du Saillant-arrest, nr. C-9/02 en het N-arrest, nr. C-470/04 (beide een conserverende aanslag over aanmerkelijkbelangwinst) strijdig met de vrijheid van vestiging. Het is niet toegestaan om reeds ontstane maar nog niet gerealiseerde meerwaarden op het tijdstip van vertrek onmiddellijk te belasten wanneer er geen soortgelijke eindafrekening wordt opgelegd in vergelijkbare binnenlandse situaties. Uit de jurisprudentie volgt derhalve dat de lidstaten de inning van hun belastingen moeten uitstellen tot op het tijdstip dat de meerwaarden daadwerkelijk worden gerealiseerd.

Het Hof van Justitie van de EU heeft op 29 november 2011 (nr. C-371/10) bevestigd dat de exitheffing in de Vpb op zich niet strijdig is met de vrijheid van vestiging maar dat het direct invorderbaar stellen van de verschuldigde belasting ontoelaatbaar is. De Europese Commissie zal dus in het gelijk worden gesteld door het HvJ en Nederland zal moeten afzien van directe invordering.

Het geding voor het Hof van Justitie van de EU had betrekking op een Nederlandse BV (National Grid Indus BV) die met name voor het ontgaan van vennootschapsbelasting eerst haar boekjaar wijzigde en daarna haar zetel naar het Verenigd Koninkrijk verplaatste. De BV had een vordering op haar moedermaatschappij van ruim 133 miljoen Britse ponden en voorkwam op die manier heffing over de hierop behaalde valutawinst. Omdat de BV na de zetelverplaatsing als een inwoner van het VK werd aangemerkt, vond er op grond van artikel 16 Wet IB (tegenwoordig artikel 3.61 Wet IB 2001) juncto artikel 8 (tegenwoordig artikel 15d) Wet Vpb een exitheffing plaats over de ten tijde van de zetelverplaatsing aanwezige latente, en dus feitelijk niet gerealiseerde, meerwaarden. De verschuldigde belasting was direct invorderbaar. Het Hof van Justitie van de EU acht een exitheffing bij zetelverplaatsing naar een andere lidstaat op zich niet in strijd met de vrijheid van vestiging. Hierbij maakt het niet uit dat eventuele later optredende waardeverminderingen of meerwaarden niet worden meegenomen, noch dat in dit geval de valutawinsten in de andere lidstaat 'verdwijnen' door het daar geldende belastingregime. Het direct invorderbaar stellen van de verschuldigde belasting over de valutawinsten op het moment van de zetelverplaatsing is echter ontoelaatbaar. De enkele verplaatsing van de zetel naar een andere lidstaat is onvoldoende voor een algemeen vermoeden van belastingfraude en vormt geen rechtvaardiging voor directe invordering.

N.B. Het Hof van Justitie heeft het hier over zetelverplaatsing naar een andere lidstaat maar dit zal ook gelden voor zetelverplaatsingen naar EER-landen.

Bron: Fiscaal Totaal

 

Send this to a friend